Erkennen van opleidingen

Erkenning van instanties voor de vorming van bemiddelaars en erkenning van de vormingen door deze instanties georganiseerd.

 

Naast het erkennen van bemiddelaars, diende de Federale Bemiddelingscommissie werk te maken van het erkennen van vormingsinstanties en het vastleggen van criteria waaraan de vormingen moeten voldoen die door deze instanties worden aangeboden.

 

Dit resulteerde in de beslissing van 1 februari 2007, gewijzigd door de beslissing van 11 maart 2010 en de beslissing van 23 september 2010, 14 en 28 maart 2019, tot vaststelling van de voorwaarden en procedure voor erkenning van vormingsinstanties en de vormingen die ze organiseren, de minimale vormingsprogramma's voor erkende bemiddelaars en de evaluaties tot het bekomen van een erkenning.

 

De opleidingen die zij organiseren dienen te voldoen aan de minimumvoorwaarden voorzien in de beslissing van 1 februari 2007, gewijzigd door de beslissing van 11 maart 2010 en de beslissing van 23 september 2010, 14 en 28 maart 2019. Met deze minimumvoorwaarden werd enerzijds een zekere uniformiteit beoogd, anderzijds een voldoende flexibiliteit.

 

Een zekere uniformiteit is noodzakelijk om de kwaliteit van de opleidingen te garanderen, ongeacht de materie waarvoor de erkenning werd aangevraagd.

 

Uiteraard was de kwaliteit van de bemiddelaars een belangrijke bezorgdheid. De leden van de commissie waren er zich erg van bewust dat men na 130/160 uur zich geen volleerd bemiddelaar kan noemen. De permanente vorming zal bijdragen aan het verdere leerproces van de bemiddelaar.