Partij(en)

Inzake gerechtelijke bemiddeling voorziet artikel 1734 Gerechtelijk Wetboek, dat in elke stand van het geding, alsook in kort geding, behalve voor het Hof van Cassatie en voor de arrondissementsrechtbank, de reeds geadieerde rechter, op gezamenlijk verzoek van de partijen, of op eigen initiatief maar met instemming van de partijen, een bemiddeling kan bevelen, zolang de zaak niet in beraad is genomen.

 

Ook de rechter voor wie het geschil gebracht wordt kan dus aan partijen voorstellen om in een bemiddelingstraject te stappen. In dit verband hebben sommige rechtbanken reeds een systematische benadering om zaken te selecteren waarin aan partijen nuttig kan worden voorgesteld om beroep te doen op een bemiddelaar.

 

En mits partijen het erover eens zijn kan de rechter dit ook formeel bevelen met bepaling van een termijn waarbinnen het bemiddelingstraject moet beëindigd zijn. De beslissing die een bemiddeling beveelt, vermeldt uitdrukkelijk het akkoord van de partijen, de naam, de hoedanigheid en het adres van de bemiddelaar, legt de aanvankelijke duur vast van zijn opdracht, zonder dat die drie maanden kan overschrijden en vermeldt de datum waarop de zaak is verdaagd, die de eerste nuttige datum na het verstrijken van deze termijn is.